Dit zijn maar slechts enkele edelstenen in een voorraad van ontelbare juwelen die de christen in zijn schatkamer bezit.
Zelfs David met zijn kleine Bijbel — slechts de boeken van Genesis tot Ruth — geeft uiting in een psalm aan zijn besef van de onuitputtelijke schatten die hij van God heeft ontvangen.
“Hoe kostelijk zijn mij uw gedachten, o God, hoe overweldigend is haar getal. Wilde ik ze tellen, zij zijn talrijker dan het zand” (Ps.139:17,18).
De huidige lezer van de Bijbel, die in zijn zesenzestig boeken de boodschappen van Israëls profeten, Christus’ apostelen en het verslag in de evangeliën van Jezus’ leer en leven op aarde kan lezen, heeft toegang tot een onuitputtelijke goudmijn.
Wat verkeert de mens die zulke schatten niet in zijn bezit heeft, in een toestand van meelijwekkende armoede! De bekende Spreekwoorden: — zo arm als de mieren, of een kerkrat, of een luis — geven het miezerige gebrek waaraan een ongelovige lijdt onvoldoende aan. Men kan beter zeggen dat zo’n mens doodarm is, want als hij van alle geloof in het evangelie van heil en leven gespeend is, wat ligt er dan voor hem in de toekomst behalve de eeuwige dood? Wat voor vooruitzicht heeft hij op een wereld die onder de regering van een rechtvaardige en liefdevolle Koning gezegend zal worden? Wat voor hoop heeft hij, voor zich zelf of zijn kinderen en kennissen? Wat voor boodschap van blijvende waarde heeft hij om aan anderen te kunnen door geven? Wat weet hij van de vreugde van de psalmist die in zijn dankbaarheid schreef:
“De wet van uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud en zilver”; “ik heb uw geboden lief, meer dan goud, ja, dan veel fijn goud”; “Kostelijker zijn zij dan goud ja dan veel goud” (Ps. 119:72,127; 19:11). “Zij is kostbaarder dan koralen, al wat gij kunt begeren, kan haar niet evenaren” (Spr. 3:15).
Wat grotere vreugde had er kunnen zijn dan wanneer zo’n armoedig mens de ervaring kent waarover Jezus in een gelijkenis sprak:
“Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker” (Matth. 13:44)?
Zelfs de mens die kostbaarheden in bezit meende te hebben, ontdekt met deze vondst iets onvergelijkelijks.
“Evenzo is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone parelen zocht. Toen hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij had, en kocht die” (Matth. 13:44-46)?
+
Voorgaande
Een schatkamer in huis #1 Mens te vergelijken met een huis
Vervolg
Een schatkamer in huis #3 De schat in het hart
2 reacties